Konijnen kunt u zowel buiten als binnen houden.

Beweging: Een konijn heeft veel beweging nodig om slank en gezond te blijven. De meeste kant-en-klare hokken zijn daarvoor veel te klein. Een buitenhok moet bestaan uit een binnenhok (nachthok) wat voldoende bescherming biedt tegen zon, wind en regen en daarnaast een ruime uitloop, een ren. Natuurlijk moet deze ren wel van boven  afgesloten zijn om te voorkomen dat er honden en katten in springen. Daarnaast moet u zien te voorkomen dat uw konijn ontsnapt door zich onder de afrastering door te graven. Vooral vrouwtjes, ook wel ‘voedsters’ genoemd, zijn hier goed in. U kunt de randen van de ren zo’n 80 cm in de grond graven of de kooi aan de onderkant afsluiten met gaas. Het hok betegelen kan ook. Bedek het gaas of de tegels dan wel met een laag zand of stro. Voor binnenkonijnen kunt u een rennetje maken met

zeil eronder waar ze dagelijks een paar uur in mogen lopen, of ze moeten dagelijks een poosje kunnen loslopen in huis. Dat gaat prima. Konijnen zijn erg zindelijk en doen hun behoeften meestal in hun hok; het is wel oppassen met snoeren en andere voorwerpen waar ze aan kunnen knagen. Mannetjes, die ‘rammen’ worden genoemd, hebben soms de neiging om tijdens het rondspringen urine om zich heen te sproeien. Dit gedrag verdwijnt als ze gecastreerd zijn.

Trainen: Konijnen kunnen getraind worden in wat wel of niet mag. Belonen kunt u ze door ze iets te eten te geven. Straffen doet u nooit door ze te slaan, maar wel door lawaai te maken of een klopsignaal (stampen met de voet of klappen in de handen) te geven.

Bodembedekking: Het binnenhok moet goed opgestrooid worden. Kranten op de bodem met daarop een dikke laag stro en/of hooi is het meest geschikt. Dit hokje blijft meestal lang schoon, omdat ze hun behoeften liever ergens anders doen. Zaagsel is geen gezond strooisel.

De poephoek: Dit is een vaste plek waar konijnen hun behoeften doen. Als duidelijk is om welke hoek het gaat, kunt u daar bijvoorbeeld een lage kattenbak met stro of zachte kattenbakvulling neerzetten. Gebruik geen scherpe kattenbakkorrels, die kunnen de (achter)poten beschadigen. Een plukje hooi bovenop de korrels maakt de poephoek extra aantrekkelijk; konijnen eten graag een hapje tijdens het poepen.

Gezelschap: Konijnen kunnen prima samen gehouden worden. Ze moeten elkaar wel aardig vinden! Dit lukt bijvoorbeeld als ze met elkaar opgegroeid zijn of eerst goed aan elkaar gewend zijn op neutraal terrein. Zomaar 2 konijnen bij elkaar zetten kan leiden tot heftige vechtpartijen, niet zelden met ernstige verwondingen of de dood tot gevolg. Daarnaast is er vaak veel onrust als gevolg van seksueel gedrag. Dit geldt zowel voor groepen mannetjes als voor groepen vrouwtjes. Castratie kan deze problemen oplossen. Het houden van een konijn samen met een cavia wordt niet aangeraden, maar kan onder bepaalde voorwaarden. Het konijn mag geen agressief – of seksueel gedrag vertonen en de voeding moet geschikt zijn voor zowel het konijn als de cavia. Zonder dat het te merken is kan een konijn een bacterie (Bordetella) bij zich dragen die voor een cavia dodelijk kan zijn.

Voeding: Konijnen hebben een relatief grote dikke- en blindedarm.Om hun darmstelsel goed te laten werken hebben ze heel veel ruwvoer nodig. Dit kan zijn hooi en eventueel stro, beide van zeer goede kwaliteit (fris ruikend, niet stoffig en zonder schimmel). Ook groenvoer, wortel en lang gras bevat veel vezel en is geschikt als konijnenvoer. Daarnaast krijgen ze waardevolle voedingstoffen binnen door het opeten van hun eigen keutels. Een konijn produceert 2 soorten keutels: heel veel grote, stevige, droge keutels met veel vezeltjes erin en af en toe donkerder, zachtere keutels. Het zijn deze zachte keutels die veel eiwitten en vitamines bevatten. Konijnen eten ze rechtstreeks uit hun anus en daarom

worden ze zelden gezien.

Korrelvoeding, brood en fruit zijn rijk aan energie. Als konijnen hier veel van eten, raken ze snel verzadigd en eten ze niet meer voldoende hooi of ander vezelrijk voedsel. Ze worden bovendien ook snel te dik, wat heel slecht is voor hun gezondheid.

Voordelen van een vezelrijke – en energiearme voeding voor konijnen

Ze moeten veel kauwen; dit is goed voor hun gebit. Ze hebben een goede darmwerking, dit is van groot belang voor hun gezondheid. Ze worden niet dik; zo kunnen ze goed bij hun anus om hun keutels op te eten. Ze blijven actief.

Geschikt voer voor konijnen:

• Ruim voldoende hooi van goede kwaliteit, dagelijks vers.

• Stro, wat tevens als bodembedekking gebruikt kan worden.

• Groenvoer, zoals andijvie, bloemkoolblad en boerenkool.

• Wortel.

• Paardenbloemblad, weegbree, lang-stelig gras.

• Wilgentakken om op te knagen.

• Een beperkte hoeveelheid korrelvoeding, liever geen gemengd voer. Een richtlijn is 20 gram  korrelvoeding per kilo lichaamsgewicht per 24 uur. Soms is dit nog teveel. Minder       mag,  ze kunnen zelfs helemaal zonder.

• Altijd schoon drinkwater in een bakje of eventueel een fles, dagelijks ververst.

Minder geschikt voer voor konijnen:

Brood, appel, snoepjes en snoepstaven zijn erg rijk aan energie en dus niet geschikt als voeding, hoogstens als beloning in hele kleine hoeveelheden; Een zoutblok of een liksteen is beslist niet nodig en zelfs ongewenst! Het eten van extra zout of mineralen geeft meer kans op het krijgen van nier- of blaasgruis.

Veranderen van voer:

Konijnen kunnen niet tegen grote veranderingen in hun voeding. Wilt u ze wennen aan een nieuw groenvoer, doe dit dan heel geleidelijk; begin met een klein beetje en bouw dit langzaam op. Als ze eenmaal aan een bepaald groenvoer gewend zijn, kunnen ze er best veel van eten. Konijnen die nooit groenvoer gewend waren, kunt u er zo langzaam op overzetten.

Kwaliteit:

Let op dat het voer niet bedorven, bevuild of bevroren is.

Voortplanting:

Konijnen zijn al vruchtbaar vanaf het moment dat ze4-5 maanden oud zijn, soms zelfs nog eerder. Het is raadzaam om rammen en voedsters van elkaar te scheiden als ze 3 maanden oud zijn. Vrouwtjes kunnen  gedekt worden op een leeftijd van 5-9 maanden,kleine rassen eerder dan grote. De dracht duurt 29-33dagen. Het vrouwtje is direct na de bevalling weer vruchtbaar. Vlak voor de bevalling trekt het vrouwtje plukken haar bij zichzelf uit en maakt daar, samen met strooisel, een nest van. De jongen (1-10) worden blind en kaal geboren en liggen verstopt onder de haren. Een paar keer per dag, als het rustig genoeg is,maakt het vrouwtje het nest open en voedt de jongen.Pas na drie weken komen de kleintjes uit het nest. Als voor die tijd de rust te erg wordt verstoord,bestaat de kans dat het moederkonijn de jongen verstoot of opeet. Laat het nest dus met rust en verschoon alleen de poephoek!Na 5 weken is het onderscheid te zien tussen rammen en voedsters. De jongen blijven bij de moeder tot ze 6weken oud zijn.

Het konijn is ziek:

Meestal zit of ligt uw konijn dan stilletjes in een hoekje en wil niet of met moeite eten. Er zijn te weinig of te kleine keutels, soms zelfs helemaal geen keutels meer. Het konijn drinkt nauwelijks of juist heel veel. Soms kunt u aan de vacht al zien dat er iets mis is. Ook kunt u soms de volgende afwijkingen waarnemen:

• Vuile ogen en/of vuile neus. • Vieze vacht rond de anus door ontlasting en urine. • Kwijlen (de kin en borst zijn nat en bevuild). • Jeuk, kale plekken of schilfers in de vacht. • Scheve kop. • Er zitten vliegen  op uw konijn.

Controleer of uw konijn in de zon heeft gestaan en of het niet te warm is. In dat geval kan er namelijk sprake zijn van oververhitting. Kijk of het water nog vers en de voeding in orde is. Controleer of de drinkfles niet verstopt is! Pak het konijn op en bekijk hem helemaal. Is er sprake van diarree of aangekoekte ontlasting? Heeft het dier de laatste uren nog wel gepoept en geplast of voelt de buik soms hard aan? Wacht niet lang af, maar overleg met uw dierenarts; er kan spoed geboden zijn. Een ziek konijn kan heel snel achteruit gaan; daarom is het nodig dat u met een niet of slecht etend konijn binnen enkele uren naar de dierenarts gaat.